Jan schrijft #1
– 1 –
Mijn vrouw stierf toen ik Tom ontmoette. Of misschien zou ik moeten zeggen: ik maakte kennis met Tom toen mijn vrouw overleed. Hij had donkere randen onder zijn ogen en vetvlekken op zijn trui. We speelden schaak aan het tafeltje waar ik een groot gedeelte van mijn leven zittend heb doorgebracht. Wanneer hij vond dat ik te lang nadacht telde hij bij gebrek aan een zandloper demonstratief de piepjes van de hartmonitor. Heel irritant.
Mijn vrouw heeft eenentwintig jaar de tijd genomen om te sterven. Op 15 augustus 1988 kreeg ze een hersenbloeding tijdens het voorbereiden van het feest voor mijn veertigste verjaardag. Ik had de hond uitgelaten en vond haar zittend aan de keukentafel, met haar rechterhand losjes om een kroon van crêpepapier en haar hoofd en linkerarm in een plas thee. De radio speelde een vrolijk zomerhitje. De zon stond laag en de intensiteit van het licht zorgde voor een fel en contrastrijk beeld dat zich binnen een seconde als een foto in mijn geheugen nestelde en daar jaren is blijven plakken. Wanneer ik in de weken na haar beroerte mijn ogen sloot zag ik het direct voor me, haarscherp en gedetailleerd. Het was niet prettig om naar te kijken, maar het drong zich onverbiddelijk op. Soms bekeek ik de bovenrand en zag ik de slingers tegen de muur, de plakbandjes aan de uiteinden en de gele kringen op het behang bij het plafond. Andere keren bestudeerde ik de onderkant, met de grenen vloer die ik net opnieuw in de olie had gezet en de scherven van de mok die van de tafel was gerold. Het middenstuk heb ik verreweg het vaakst bekeken. Haar horloge was niet waterdicht en was stil blijven staan op zeven minuten voor half negen. Vaak heb ik me voorgesteld hoe de kamillethee zich een weg baande door het binnenwerk, terwijl tegelijkertijd het bloed zich door de hersenen van mijn vrouw wurmde. Hoe lang zou het duren voordat een plas thee door de roestvrijstalen behuizing van een Seiko dameshorloge is gesijpeld? Twee minuten? Vijf minuten? Blijkbaar was het belangrijk voor me om het precieze tijdstip vast te stellen waarop dat bloedvat in haar hersenen de druk niet langer aan kon en scheurde. Waar was ik op dat moment? Waren de hond en ik al op het veldje naast het spoor? Of stond ik nog in de tuin, met de buurman te praten over de goede bramenoogst?
Tegenwoordig is de foto meer een puzzel geworden. Er zijn gaten verschenen. Ik betrap me er soms op dat ik zoek naar de stukjes om ze te dichten. Op mijn leeftijd beginnen herinneringen dierbaar te worden, zelfs degenen die je een half leven geprobeerd hebt kwijt te raken. De schaar zie ik nog. En de vlekken van het crêpepapier, rood en geel op de tafel en haar wang en haar mondhoek.
In het begin leek het een strijd tegen de klok. Met paniek zag ik de ballonnen die zij die fatale middag had opgeblazen binnen een week verschrompelen tot slappe velletjes. Daar gaat haar adem, dacht ik. Hoeveel heeft ze nog? Kan ik misschien wat bewaren in een potje? Heb ik eigenlijk wel bandopnamen met haar stem erop?
Ze werd opgenomen in het Academisch Ziekenhuis Leiden. De artsen hielden haar de eerste dagen in een kunstmatig coma. Na vier dagen ging dit geruisloos over in een gewoon coma. Ik bracht mijn tijd door aan haar bed, las haar de krant voor en probeerde zóveel liefde en nood uit te stralen, dat ze spontaan wakker zou worden. Een week later deed ze haar ogen open toen een zuster een dienblad met koffiekopjes liet vallen. Daar is het bij gebleven. Na een maand werd de diagnose van ‘coma’ bijgesteld naar ‘vegetatieve status’ en nog enkele maanden later naar ‘permanente vegetatieve status’. Daarna heeft de tijd twintig jaar stilgestaan, tot maandag 6 juli 2009, toen Tom mij schaak zette en hardop de piepjes telde. Het twaalfde piepje hield niet meer op en mijn vrouw was dood.
© Jan 2013