Jan schrijft #3
– 3 –
Ik verzamel postzegels, aanstekers en ‘Niet storen’-hangers. Dat zijn kaartjes die je in hotels aan de buitenkant van je kamerdeur kunt hangen als je met rust gelaten wilt worden. Ik heb tweehonderdzesendertig van die deurhangers. Wanneer deze geschiedenis straks helemaal op papier staat, stop ik die van hotel Diocleziano in mijn tas en vlieg ik naar huis met nummer tweehonderdzevenendertig. De meeste zitten in een schoenendoos onder mijn bureau. De pronkstukken hangen aan haakjes, spijkers en knopjes verspreid door mijn werkkamer. Vroeger, voor de beroerte van mijn vrouw, hadden ze meer prominente plaatsen in de huiskamer. We brachten ze mee uit alle uithoeken van de wereld en hingen ze als trofeeën om ons heen. Toen zij thuiskwam uit de kliniek heb ik de hangers in eerste instantie gewoon in de huiskamer laten hangen. Tot op een dag de ironie tot me doordrong van een comateuze vrouw omringd door teksten als: Don’t Wake Me, I’m Dreaming Of Disneyland. Of: Shhhhhh! Ik wil nog even blijven liggen!
‘Waar komt deze vandaan?’ vroeg Tom. Hij wees op een gele hanger in de vorm van een sleutel, waar FAVOR NO MOLESTAR op stond. We waren net begonnen aan het derde potje Scrabble. Ik had de eerste twee met overmacht gewonnen. Tom leek moeite te hebben zijn aandacht bij zijn letterplankje te houden. Als hij niet aan de beurt was gingen zijn ogen alle kanten op.
‘Mexico,’ zei ik. ‘Puerto Vallarta.’
‘Gaaf!’ Zijn blik dwaalde al weer verder. ‘Welke is het oudst? En het nieuwst? En heb je ook hele bijzondere?’
Tom en ik hebben iets gemeen: we houden allebei van ordenen. Lijstjes opstellen. Groepen maken binnen de lijstjes. Sorteringen aanbrengen binnen de groepen. Categoriseren en archiveren. Mij geeft het rust, de wetenschap dat alles klopt, dat alles netjes op zijn plek ligt. Bij Tom zit er volgens mij iets anders achter. Voor hem is het ordenen slechts een manier om de uitzonderingen bloot te leggen. De afwijkingen die je makkelijk over het hoofd ziet als je geen structuur aanbrengt.
Ik stond op en haalde het vergeelde ovalen kartonnetje van Hotel Altstad van de spijker boven mijn bureau. Bitte nicht stören, stond er, gedrukt in een sierlijk, krullerig lettertype.
‘Dit is de oudste. 25 november 1973. Onze huwelijksreis naar Wenen. De nieuwste ligt in die doos onder het bureau. Een hotel in India. Van zo’n keten, Marriott dacht ik. Die is nog geen jaar oud.’
‘India!’ riep Tom. ‘Hoe vet is dat! Heb je je daar in de Ganges gewassen?’
‘Ik ben nooit in India geweest,’ zei ik. ‘Je dacht toch niet dat ik op vakantie kon, in mijn situatie? Ik heb kennissen die ze voor me meebrengen.’
‘Oh.’ Hij keek peinzend naar het kaartje en verlegde zijn blik toen naar de letters op zijn bordje. Ik ging weer zitten.
‘Wie is er aan de beurt?’ vroeg Tom.
‘Jij,’ zei ik, ‘al een tijdje.’ Hij wreef met zijn vingertoppen over zijn slapen en bekeek het bord.
‘Ik heb rotletters. Zullen we stoppen?’
Ik keek op de klok. Het was al kwart over tien. Normaal gesproken lag ik al in bed.
‘Is goed,’ zei ik. Uit beleefdheid voegde ik eraan toe: ‘Wil je nog wat drinken, of…?’
Hij pakte zijn rugzak en haalde een grote fles La Chouffe tevoorschijn.
‘Ik had deze meegenomen om samen op te drinken. Was ik bijna vergeten! Heb je twee glazen?’
‘Oh..,’ stamelde ik, ‘ik weet niet of ik nu nog zo’n zwaar biertje…’
‘Maar acht procent!’ zei hij, terwijl hij met een aansteker de kroonkurk van de fles wipte. ‘Veel minder dan een glaasje wijn.’
Waarom ook niet? Ik ben een liefhebber van bier, meer dan van wijn, en La Chouffe had ik al jaren niet meer gedronken. Ik haalde glazen uit de keuken. Tom schonk ze in en hield het zijne omhoog.
‘Op de toekomst!’
‘Proost,’ zei ik. We namen allebei een slok. Tom ging tevreden glimlachend achterover zitten.
‘Maarten,’ zei hij, ‘stel je voor dat je drie superkrachten mocht uitkiezen, welke zouden dat dan zijn?’
© Jan 2013
3 comments