Tags: J.Kessels

Recensie | P.F. Thomése — Het bamischandaal (2012)

Het Bamischandaal is het tweede boek van P.F. Thomése waarin zijn beste vriend J.Kessels de hoofdrol speelt. J.Kessels is niet alleen een romanpersonage; hij bestaat echt en ‘woont en rookt in Tilburg-Noord’. Sinds Thomése een nationale bestseller over hem geschreven heeft, namelijk J.Kessels: The Novel (2009), is de beste man uitgegroeid tot een cultfiguur. Daarom werd op zondag 6 januari 2013 in het Amsterdamse Comedy Theater een heuse J.Kessels-fandag gehouden. Helaas was J.Kessels er zelf niet bij aanwezig. Hij had er geen zin in, vertelt Thomése op de radio.

 Bamischandaal3

Die afwezigheid van J.Kessels komt wel vaker voor, sterker nog, het heeft geleid tot deze roman. Toen Thomése besloot een nieuw boek te schrijven over zijn beste vriend, bleek deze te zijn verdwenen. Het meisje van de plaatselijke afhaalchinees had hem meegenomen naar Shanghai. Maar dat wist Thomése niet. J. Kessels was ineens vertokken – voor de liefde nog wel! – en Peer Sonnemans (een gezamelijke vriend en homofobe Breda-hater) bracht Thomése daarvan op de hoogte. Dat was even slikken, het voelde als verraad voor Thomése.

Sonnemans wil actie ondernemen, J. Kessels moet teruggehaald worden! Zo raakt de schrijver verzeilt in China. Wat volgt is een onnavolgbaar, vunzig avontuur: P.F. Thomése legt het aan met een ‘geil wijf’ (fietsenverhuurster Bernadette van Rooij uit Aarle-Rixtel) en Peerke fiets onder begeleiding van de Schel samen met een stel Duitse homo’s alle gay bars van de Chinese havenstad af. Het verhaal is hier en daar wat ongeloofwaardig. Zo blijkt de wedstrijd NAC-Willem II erg populair te zijn onder de lokale gokkers, vandaar dat J. Kessels ‘ontvoerd’ is: hij moet inside information geven. Maar dat ongeloofwaardige mag de pret niet drukken. Als je je eraan over geeft, is dit boek geweldig. Thomése schrijft met zoveel humor, en zo vindingrijk. Ja, het schaamrood staat je soms op de kaken, maar het is ontzettend geestig. De achterliggende gedachte van het boek is het feit dat men maar moeilijk de realiteit onder ogen wil zien; eigenlijk een heel romantisch thema.

‘Het is een boek voor mensen met gevoel voor humor’, waarschuwt Thomése de brave lezers. Want je moet wel tegen een hoop grove woorden en vuile praatjes kunnen. Bijvoorbeeld: ‘De volgende dagen bleef ik in het Cockroach Hotel, elke ochtend wachtend tot mijn lekkere Det terugkwam van haar echtgenoot om het dan uitgebreid en uitputtend met haar te doen. (…) Ik stroopte haar broek naar beneden en likte [haar billen] en kuste ze en streelde ze en neukte haar van achteren zo lang en zo vaak tot zij vanbinnen en ik vanbuiten helemaal rood en rauw geworden was.’ (p. 157) Men vraagt zich af hoe iemand die zo’n gevoelig boek als Schaduwkind (2003) schreef, ook zo’n obsceen boek kan schrijven. ‘Belletje trekken in de literatuur’, noemt Thomése dat (de Volkskrant, 6 november 2012). Vulgariteit is nou eenmaal onderdeel van de cultuur en daarom moeten we de banaliteit niet overlaten aan banale geesten vindt Thomése. Bovendien doet het personage P.F. Thomése er net zo goed aan mee; het niet een kwestie van lachen om anderen. Daar is Thomése heel eerlijk in, zegt hij. In Het bamischandaal onderzoekt hij zijn eigen perversiteiten (de Volkskrant, 6 november 2012).

P.F. Thomése is niet alleen personage in zijn eigen boek, maar natuurlijk ook de schrijver ervan. Af en toe reflecteert hij op zijn eigen verhaal, maar hij laat het voorkomen alsof het zich buiten zijn eigen macht ontwikkelt. Wanneer hij Peer Sonnemans kleineert, schrijft Thomése: ‘Het is misschien onsympathiek om als schrijver een personage zo af te vallen, en zeker als dat personage echt bestaat en gewoon in Tilburg blijkt te wonen. In de Sigaarstraat ja. Het nummer ben ik even kwijt. Alsof ik er iets aan kan doen dat Peer Sonnemans echt bestaat. Ja, da-hag. (…) Hij bestaat ja, en hij heeft mij opgebeld. Ik niet hem, voor alle duidelijkheid. Hij is er zelf mee begonnen, die kleine zeikerd, hij heeft zich aan mij opgedrongen, met dat geouwehoer van hem. Ik niet aan hem. Alsof ik er blij mee ben dat hij in mijn boek terecht is gekomen, zo’n waardeloze lulhannes die nergens iets van snapt.’ (p. 62-63)’ Tja, het is een vreemd gegeven als de schrijver de lezer aanspreekt. En zeker als hij zegt: ‘Sorry mensen, het is altijd een beetje gênant als een auteur uitgebreid gaat liggen neuken in zijn eigen boek, maar het moet even, niks aan te doen, ik kan het gewoon niet tegenhouden.’ (p. 152). Een literair spel zullen we het maar noemen. Trouwens, met het personage Det, ook wel aangeduid als ‘maf Brabants mokkel’, is wat vreemds aan de hand. Alle personages zijn volgens Thomése gebaseerd op echte personen, behalve dat van Bernadette van Rooij. En, laat er nu net een Bernadette van Roij uit Aarle-Rixtel bestaan… Deze Bernadette kreeg natuurlijk veel reacties over haar rol en daarom is ze het boek uiteindelijk maar gaan lezen. Inmiddels hebben zij en de schrijver elkaar ontmoet bij Omroep Brabant. Wat een toeval!

De schrijver weet met zijn vindingrijkheid alles hilarisch te verwoorden. Sommigen vonden dit boek grof, seksistisch, homofoob en racistisch. Zelf vond ik het te gek.