Categorie: Jan schrijft

Jan schrijft #5

Jan-schrijft-witnods

– 4 –

Twee dagen later kwam Tom mij helpen met het opruimen van de praktijkruimte. Ik ben zevenendertig jaar fysiotherapeut geweest. Vóór de beroerte van mijn vrouw werkte ik bij het Diaconessenhuis aan de Houtlaan in Leiden. Daarna begon ik mijn eigen praktijk aan huis. Anderhalf jaar geleden ben ik met pensioen gegaan. Sinds die dag stond mijn fitnessapparatuur te verstoffen. Ik ben zelf geen sportfanaat, nooit geweest ook. Tom had zijn fototoestel meegenomen. We maakten de apparaten schoon en fotografeerden alles. Tom liet me zien hoe ik advertenties op Marktplaats.nl kon plaatsen.
‘Je moet ze een beetje aanprijzen,’ zei hij, ‘net als op een echte markt.’
Hij leunde ontspannen achterover in een massagestoel, met zijn laptop op schoot. Boven iedere advertentie typte hij: Grote Opruiming – Professionele Fitnessapparatuur – Weinig gebruikt – Opheffingsverkoop Fysiotherapiepraktijk.
‘Het is helemaal niet weinig gebruikt,’ zei ik. ‘Ik heb de laatste tien jaar niks nieuws meer gekocht.’
‘Maar je hebt het goed onderhouden. Een doekje erover en ze glimmen weer als nieuw.’
Rond het middaguur stonden alle grote apparaten op het internet.
‘Lunch!’ riep Tom. ‘Eerst even eten. Dan doen we daarna nog die halters en kleine gewichtjes en dan zijn we alweer klaar.’
Er was geen brood in huis. Ik had niet verwacht dat Tom zo lang zou blijven hangen. Hij stelde voor om samen naar het centrum te lopen en een broodje te eten bij een zaak waar hij vaker kwam.
‘Even de benen strekken,’ verklaarde hij. Hij stak zijn wijsvinger in de lucht om zijn woorden kracht bij te zetten. Dat deed hij vaker. Vingertje in de lucht, plechtig kijken, en met een uitgestreken gezicht zoiets zeggen als: ‘Tijd voor een koekje!’
‘Maar we zijn net lekker bezig!’ zei ik. ‘Ik bestel wel even wat. Dan hoeven we het huis niet uit en heb je binnen drie kwartier het lekkerste broodje dat je je voor kunt stellen. Of pizza, bijvoorbeeld.’
Er verscheen een frons op zijn voorhoofd. ‘Ik wíl het huis juist uit! Dat is gezond. Dat zou jij ook vaker moeten doen.’
‘Ik kom vaak genoeg buiten,’ bromde ik.
‘Niets van waar. Wanneer ben jij voor het laatst de stad in geweest?’
Ik haalde mijn schouders op.
‘De stad trekt me niet. Mij veel te druk daar. Maar ik ben laatst nog bij een begrafenisondernemer in Leiderdorp geweest, als je je dat nog kunt herinneren.’
Tom klapte zijn laptop dicht en stond op.
‘Dat kan ik me nog herinneren, Maarten. Volgens mij ben je een dag later zelfs nog naar een begrafenis geweest. Maar dat is niet wat ik bedoelde.’ Hij pakte zijn rugzak en liet voorzichtig de laptop erin glijden. ‘Ik zou het leuk vinden om samen ergens te gaan lunchen. De zon schijnt buiten. Bij Bagels & Beans kun je boven aan het raam zitten en gluren naar de mensen die de V&D uitkomen.’ Hij keek me aan. ‘Ze hebben bakjes met rietsuikerklontjes en chocoladeboontjes.’

We hoefden geen jassen aan. Het was stralend weer. Ik stond in de deuropening van mijn huis en snoof de lucht op. Tom zette een stap naar buiten, greep een hoek van de deurmat en draaide hem honderdtachtig graden om, zodat ik het opschrift kon lezen. Hij zwaaide zijn arm met een dramatische boog richting de huizen van de overburen en de straten die daarachter lagen.
‘Welkom,’ zei hij.
Ik schudde mijn hoofd, stapte de mat op en trok de deur achter me dicht.

© Jan 2013

Jan schrijft #6

Jan-schrijft-witnods

Bagels & Beans heeft geen ruimte voor een echt terras. In plaats daarvan staan er vijf tafeltjes naast elkaar in het het korte straatje dat van de Vismarkt leidt naar de ingang van de V&D aan de Maarsmansteeg. Met het mooie weer waren deze tafels bezet, dus kwamen we precies te zitten waar Tom ons had willen hebben: boven bij het raam. Tom bestelde voor ons allebei een grote jus d’orange. Hij liet zijn menukaart dicht en tuurde naar buiten, terwijl ik bedacht wat ik wilde eten.
‘Als je goed kijkt,’ zei hij, ‘zie je een interessant verschil tussen de koppels die bij de V&D naar binnen gaan en degene die weer naar buiten komen.’
‘Oh?’ mompelde ik. Er waren zeven soorten bagels. En dat was alleen nog maar het broodje zelf. De volgende tien bladzijden gingen over het beleg.
‘Op de heenweg loopt de vrouw voorop. Terug is het juist de man. Hij tuimelt uit de draaideur met een plastic tas in zijn hand alsof hij die zojuist bij het snorkelen heeft opgedoken en net genoeg lucht had om weer boven te komen.’
‘Overdrijven is ook een vak,’ zei ik. ‘Wat voor bagel neem jij?’
‘Het rookkippetje.’ Zijn wijsvinger ging de lucht in. ‘Beste broodje van het land. Zonder overdrijven.’
De jus d’orange werd gebracht door een blond meisje van een jaar of zeventien. Ze had een blik met chocoladeboontjes bij zich, waarmee ons bakje met suikerklontjes werd aangevuld. Tom begon er direct in te graaien. Ik bestelde twee bagels ‘rookkippetje’.
‘Wat voor soort bagel wilt u?’ vroeg het meisje.
Ik keek naar Tom.
‘Multigraan,’ zei hij, tussen twee boontjes door.
Het meisje verdween weer. Tom schoof het bakje van zich af, nam een slok van zijn jus d’orange, en stelde toen de vraag die, achteraf gezien, deze hele dwaze geschiedenis op gang heeft gebracht. Het was een vraag die, zoals zo vaak, leidde tot een lijstje.
‘Maarten, heb jij dingen die je nog wilt doen voordat je doodgaat?’
‘Pardon?’ vroeg ik.
‘Dingen die je stiekem altijd al hebt willen doen? Parachutespringen ofzo?’
Ik moest er even over nadenken. Er waren veel dingen die mijn vrouw en ik hadden willen doen. Vooral veel plekken die we hadden willen zien. Een boot kopen. Samen een kind groot brengen.
‘Ik zou wel een boek willen schrijven,’ zei ik. ‘Net als jij. Een boek over hoe het is om samen te wonen met iemand die in coma ligt.’
Hij knikte. ‘Goed idee. Wacht -’ Hij pakte twee bierviltjes van de tafel naast ons. ‘We maken er een echte bucket list van.’ Hij viste twee pennen uit het voorvakje van zijn tas.

Beide viltjes liggen hier nu voor me, want ik heb ze bewaard en de hele reis in de binnenzak van mijn jas meegedragen. Op de mijne staan zes wensen, waarvan er inmiddels vier zijn uitgekomen. Tom had zeven wensen opgeschreven. Twee daarvan zijn er werkelijkheid geworden. Ik hoop dat hij zijn lijstje nog eens afmaakt, al zal ik daar zelf niet bij zijn. Ik heb hem nu al twee weken niet gezien en weet niet of dat ooit nog gaat gebeuren. Ik sta iedere middag tussen één en twee uur bij de Trevifontein, maar hij is er nooit. Hij neemt zijn telefoon niet op. Ik denk dat hij al niet eens meer in Italië is. Het lijkt al een jaar geleden, dat we in dat lunchcafé elkaars lijstje bekeken. Ik vraag me steeds vaker af wat eigenlijk de bedoeling was van deze reis. Was er een bedoeling? Is er een reden dat ik hier zit, met Tom’s dagboek in mijn handen? Het lijkt het dagboek van een vreemde. Er staan dingen in die ik niet begrijp, of dingen die ik misschien niet wil begrijpen, omdat ze een betekenis geven aan onze reis die ik niet wil accepteren. Een doel, een drijfveer die ik nooit heb vermoed, maar die ik misschien al had kunnen ontdekken, nog geen twee maanden geleden, aan dat tafeltje bij het raam naast de V&D. Als ik heel goed had gekeken, als ik heel alert was geweest, had ik misschien iets kunnen zien aan zijn houding, of in zijn ogen, of in die paar seconden stilte voordat hij opkeek van mijn bierviltje, zijn mond opende en fluisterde:
‘Ik heb een fantastisch idee.’

lijstjemaarten
Mijn lijstje
lijstjetom
Toms lijstje

Jan schrijft #7

Jan-schrijft-witnods








– 5 –

Tom propte zijn versleten rugzak tussen de de rest van onze bagage en gooide de achterklep van mijn Toyota Corolla met een klap in het slot. Onze eerste bestemming was Duitsland. Tom had op internet gelezen dat fotoapparatuur daar veel goedkoper te krijgen was dan bij ons. Hij was van plan in Keulen een goede camera te kopen. Als er een boekje bij zat met een Engelse vertaling kon hij er onderweg mee om leren gaan. Zo zou hij niet alleen iets van zijn bucket list afstrepen, maar tegelijkertijd ook onze reis professioneel kunnen vastleggen. Na Keulen hadden we nog geen vaste plannen, behalve dat we grofweg in de richting van Wenen wilden rijden. Vanuit Wenen afzakken naar Rome en vandaar weer terug naar huis. De enige datum die we in de gaten moesten houden was 27 augustus. Dat was de tweede dag van het Frogstock Festival, dat gehouden werd op een grasveld naast een klein dorpje op het Italiaanse platteland, halverwege Bologna en Ravenna. Hoogtepunt van het festival was dit jaar het optreden van Jethro Tull. Tom had online kaartjes gekocht. Hij kende de muziek niet, maar ik had een casettebandje gemaakt met hun beste nummers, om in de auto af te spelen. Op de eerste maten van ‘Aqualong’ rolden we Leiden uit. Het was nog steeds heerlijk warm. Ik had mijn raampje naar beneden gedraaid en liet mijn linkerarm er op rusten. Tom haalde zijn voicerecorder tevoorschijn en sprak plechtig: ‘Dag 1. Woensdag 19 augustus. Maarten en Tom zijn vertrokken.’ Hij pakte zijn roze dagboekje erbij en sloeg het open bij de laatste bladzijde. Vanaf daar bladerde hij terug naar de plek waar hij was gebleven. Ik schat dat hij nog een pagina of twintig te gaan had voor hij een nieuw dagboek moest kopen. Ik ben benieuwd wat hij die dag heeft opgeschreven. Ik heb het boekje nog niet uit. Ik ben nu ongeveer halverwege en wat ik heb gelezen is niet geschreven in het hoekige, slordige handschrift van Tom.


– 6 –


Zaterdag 13 oktober 2007

Lief dagboek,

Zo hoor ik te beginnen, toch? Ik heb nooit eerder een dagboek gehad, dus ik begin gewoon met ‘Lief dagboek’ en dan zien we wel waar we terecht komen. Tom vindt dat je een dagboek een naam moet geven, zoals Daisy of Mathilde, maar dat vind ik tuttig. Tom en ik zijn vandaag precies een jaar bij elkaar. Hij heeft me ontbijt op bed gebracht. Onder mijn koffiekopje lag een klein zilverkleurig sleuteltje. Ik begon een speurtocht die eindigde bij een roze boekje dat was verborgen tussen twee handdoeken in de badkamer. ‘Nu moet je iedere dag wat schrijven,’ zei Tom. Inmiddels is het avond, dus ik ben begonnen.

Vandaag was een bijzondere dag. Omdat we een jaar samen zijn, heeft Tom me voor het eerst meegenomen naar zijn moeder. Zij woont in een woongroep voor psychiatrische patiënten in Oegstgeest. Ik had een witte orchidee voor haar gekocht. Gelukkig vond ze hem mooi. Ze heeft hem in de vensterbank gezet zonder het plastic eraf te halen. Ik durfde er niks van te zeggen en Tom had het niet door. Haar kamer hangt helemaal vol met sjaals. Echt niet normaal. Ik heb er zeker vijftig geteld. Ze heeft een soort van dwang om te breien. Ze kan het razendsnel. Het is niet te volgen en je hoort alleen maar ‘tikketikketikketik’ de hele tijd. Toen Tom haar vertelde dat ik zijn vriendin was, zei ze: ‘Het is wat’. Maar dat zei ze ook toen ik haar vroeg of ze al die sjaals zelf had gebreid. Verder heeft ze vooral naar ons geglimlacht. We hadden een usb-stick meegenomen met foto’s van ons samen erop. Tom heeft ze overgezet op het digitale fotolijstje van zijn moeder, zodat ze er hopelijk af en toe naar kan kijken. Na twintig minuten stopte ze plotseling met breien. ‘Jullie moeten nu gaan,’ zei ze, ‘ik moet straks optreden.’ Ze heeft vroeger bij het theater gezeten.

’s Avonds zijn we uit eten geweest bij een Thais restaurantje in de stad. Het was heerlijk. Ik heb nog nooit zo’n romantisch vriendje gehad als Tom. Hij is heel schattig. Vorige week is hij een navelpluisverzameling begonnen. Elke avond controleert hij zijn eigen navel en die van mij. Als er een pluisje in zit, dan gaat dat in een potje. Over negen jaar, voor ons tienjarig jubileum, wil hij er een lange draad van spinnen. Die brengt hij dan naar zijn moeder om een sjaal van te laten breien. Voor mij. Het is een lieve mafkees.

De eerste bladzijde is vol. Tot morgen, dagboek!

Liefs,

Roos

© Jan 2013

Jan schrijft #8

Jan-schrijft-witnods

– 7 –

Onderweg hebben we onze bucket lists nog eens doorgesproken. Er stonden naar mijn mening meerdere dingen op die niet haalbaar waren binnen het tijdsbestek van onze reis. Ik noemde bijvoorbeeld mijn eigen droom om een instrument te leren bespelen, maar ook enkele wensen van Tom leken me niet doenlijk. Hij toonde zich nogal koppig.
‘Op de maan lopen zal lastig worden,’ stelde hij, alsof het überhaupt tot de mogelijkheden behoorde, ‘maar een uitvinding doen of in het Guinness Book of Records komen wil ik zeker niet uitsluiten. Misschien zijn die twee wel te combineren.’
Daarna begon hij over het eten van paddestoelen. Hij wilde graag eens hallucineren en had bedacht dat dat goed samen ging met mijn wens om een nacht onder de blote hemel te slapen.
‘Het is prachtig weer! In Zuid-Duitsland kunnen we kaalkopjes zoeken in het bos. Dan zetten we daar onze tent op en kunnen we trippend op onze rug naar de sterren kijken.’
‘Absoluut niet,’ zei ik. ‘Geen drugs. Ik wil het niet hebben. Dat doe je maar een keer met leeftijdsgenoten als je het echt niet laten kan.’
Hij deed nog wat pogingen om me te overtuigen, maar ik heb er nauwelijks naar geluisterd. Gelukkig legde hij zich er vrij snel bij neer.
Aan het begin van de middag reden we Keulen binnen. Alle hotels in de stad bleken volgeboekt vanwege een jaarlijkse computerspellenbeurs. De straten waren vol met ongeschoren jongeren in spijkerbroek en zwarte t-shirts met opdruk. Uiteindelijk vonden we een pension dat nog een klein kamertje had met een stapelbed. De douches en toiletten waren op de gang. We zetten onze tassen neer en trokken direct het centrum in. Tom ging op zoek naar een fotowinkel die hij in Nederland op internet had gevonden. Hij kocht er binnen vijf minuten een digitale spiegelreflexcamera van Nikon. Er zat zelfs een Nederlandstalige gebruiksaanwijzing bij.
‘Die lees ik vanavond wel even door,’ zei hij. ‘Volgens mij weet ik toch wel ongeveer hoe hij werkt.’
‘s Avonds aten we pizza op een terras aan de Rijn. Tom maakte foto’s van jongelui die in plezierbootjes voorbij kwamen drijven. Toen het begon te schemeren gingen we terug naar het pension. Ik was moe en Tom wilde schrijven.
‘Vanavond schrijf ik het eerste hoofdstuk van mijn roman,’ verklaarde hij, met een vingertje in de lucht. Bij aankomst op onze kamer ging hij eerst op onderzoek uit. Er viel weinig interessants te ontdekken. Een stapelbed, een houten kledingkast met planken en hangertjes en een klein tafeltje met twee kuipstoeltjes. Hij vertrok naar de gang om het sanitair te inspecteren. Ik pakte mijn tas uit en begon mijn overhemden uit te hangen. Na enkele minuten stormde Tom de kamer weer binnen met zijn fototoestel in zijn handen.
‘Dit móet je zien!’ zei hij. Hij toonde me het digitale schermpje van de camera. Ik zag een haarscherpe foto van een geel uitgeslagen wc-pot met een drol erin.
‘Gatverdamme!’ Ik duwde het toestel weg. ‘Wat ben je in vredesnaam aan het doen?’
‘Een T!’ riep hij. ‘Een perfecte hoofdletter T. De T van Tom!’
Ik staarde hem met open mond aan.
‘Dat is echt smerig, Tom. En ook niet normaal, om dat zomaar te laten zien. Sorry dat ik het zeg, maar soms gedraag je je echt onvolwassen.’
Hij beet op zijn lip en knoopte resoluut de bovenste twee knopen van zijn spijkerbroek dicht.
‘Misschien ben ík niet onvolwassen. Misschien ben jij gewoon preuts en ouderwets.’
Ik haalde mijn schouders op.
‘In beide gevallen hoef ik jouw drollen niet te zien.’
‘Prima.’ Hij legde zijn hand op de spijlen van het trapje dat aan het stapelbed vastzat. ‘Ik wil trouwens op het bovenste bed.’
Ik gaf geen antwoord. Hij klom langs de trap omhoog en ging op bed liggen. Op zijn rug, met zijn handen achter zijn hoofd.
‘Maarten, zou jij alsjeblieft mijn dagboekje aan willen geven? Ik lig er al in.’
Ik viste het boekje uit zijn rugzak en gooide het op het bed. Hij begon met zijn kont te wiebelen, waardoor het hele bed piepend heen en weer bewoog.
‘Het bed piept,’ stelde hij vast.
‘Ik hoor het.’
Hij draaide zich op zijn zij, met zijn rug naar me toe.
‘Ik ben moe,’ zei ik. ‘Het was een lange dag.’
Hij gaf geen antwoord. Even later hoorde ik zachtjes het krassen van pen op papier. Ik pakte mijn boek en ging ook op bed liggen.

© Jan 2013