Categorie: Recensie

Recensie | Marlies Brenters — Overzee

Overzee (2015) is de debuutroman van Marlies Brenters, geïnspireerd op haar ervaringen als expatkind op Curaçao. Nederlanders in den vreemde, dat vind ik altijd ontzettend interessant. Ik lees graag Nederlands-Indische literatuur, zoals bijvoorbeeld Rubber (1931) van Madelon Székely-Lulofs of Heren van de thee (1992) van Hella S. Haasse (lees hier mijn recensie). En de boeken van schrijver en diplomaat F. Springer zijn stuk voor stuk de moeite waard, met name Bandoeng-Bandung (1993).

Dit keer een roman over Nederlanders op Curaçao dus. Het vertelperspectief ligt bij de Nederlandse Stella, die als kind de bevolkingsopstand van 30 mei 1969 meemaakte. Haar vader was destijds een hoge pief bij GlobalOil (lees: Shell). Nu, tientallen jaren later, wil Stella zich bewijzen als onderzoeksjournalist door deze opstand te analyseren. Daarom verblijft ze voor vier weken op het zonnige eiland zodat ze de archieven in kan en betrokkenen kan interviewen. Ze logeert op Sans Souci, een voormalige plantage die door een Nederlands echtpaar uitgebaat wordt als vakantieaccomodatie. We krijgen dus dubbelop te maken met Nederlanders in den vreemde: het verhaal van Stella’s ouders en dat van het Nederlandse echtpaar in het vertellersheden .

Stella gaat voortvarend aan de slag met haar onderzoek. Ze spreekt mensen met verschillende achtergronden om zo een compleet beeld te krijgen. Als lezer krijg je zodoende het één en ander mee over deze historische gebeurtenis op Curaçao (zie staking van trinta di mei). Telkens vraagt Stella zich af wat er veranderd is sinds die tijd. Heeft de opstand zin gehad? Zijn de sociale en politieke omstandigheden verbeterd, met name voor de inheemse bevolking? Hoe is de verhouding tussen blank en zwart nu?

Uitvoerig antwoord op deze vragen krijg je als lezer helaas niet. Er komt een plotwending wanneer Stella gevoelige informatie over haar ouders te horen krijgt. Haar onderzoek verandert in een zoektocht naar een familiegeheim waarin een buitenechtelijk kind voorkomt. Stella wil de onderste steen boven water krijgen en telkens wanneer je als lezer denkt te weten wat er is gebeurd, blijken de feiten anders te liggen. Wat mij betreft was er iets te veel dramatiek in dit verhaal, maar wellicht dat anderen geboeid blijven door Stella’s ontdekkingen. De verhaallijn van het Nederlandse echtpaar en hun vakantiepark is me dan weer te veel Ik vertrek-achtig: mopperende gasten, geldproblemen en moeite in de omgang met de lokale bevolking. Heel cliché dus.

Brenters heeft geprobeerd om een beeld te geven van het heden en verleden van het eiland. In haar Nawoord schrijft ze dat deze roman niet de hele werkelijkheid is, net zomin als er niet één waarheid bestaat over de gebeurtenissen rond 30 mei 1969. Dat lijkt me inderdaad goed om in gedachten te houden bij het lezen. Zowel het beschreven expatleven van Stella’s ouders als dat van het Nederlandse echtpaar in het heden van de roman zijn slechts schetsen van persoonlijke bevindingen.

Wat ik knap vond aan dit boek zijn de sfeerbeschrijvingen van Curaçao zelf. Je waant je al snel op het zonovergoten eiland zelf! Verder leest het makkelijk weg en krijg je terloops ook nog een geschiedenislesje mee.

Nieuwsgierig? Lees hier alvast het eerste hoofdstuk van Overzee.

Recensie | Maarten ’t Hart — Magdalena

Van Maarten ’t Hart (1944) heb ik een heel rijtje boeken in de kast. Zijn romans en verhalen lees ik altijd met genoegen, ’t Hart is een echte verteller: onderhoudend en prettig leesbaar. En ook Dienstreizen van een thuisblijver (2011), waarin hij zijn ervaringen als succesvol auteur optekende, vond ik interessant. Magdalena (2015), het boek over zijn in 2012 overleden moeder, wilde ik dan ook graag lezen. Het gaat hier niet om een roman (het boek is non-fictie), maar de soms onwaarschijnlijke verhalen van ’t Hart neem ik met een korreltje zout. Volgens mij schuwt de schrijver een overdrijving hier of daar niet om de werkelijkheid wat smeuïger te maken. Ach, hij geeft zelf toe dat verhalen vaak mooier worden gemaakt dan ze zijn: ‘want zo gaat dat, de verteller grijpt een kern van waarheid en verzint er altijd iets bij of omheen’ (pag. 161).

Er valt genoeg te vertellen over Lena ’t Hart-van der Giessen. Allereerst was zij een streng gelovige vrouw en haar opvattingen daaromtrent laten de lezer meermaals in verbazing achter. Wanneer de schrijver bijvoorbeeld de euthanasie van zijn oom verdedigt door aan te geven dat hij ondraaglijk leed, antwoordt moeder Lena: ‘Ach wat, ondraaglijk lijden, er is er maar één die ondragelijk heeft geleden, en dat was de Here Jezus zelf.’ (p. 24) Ook vindt ze het ‘verschrikkelijk’ dat haar eigen zoon op zondag naar het strand gaat.  En in het verleden onstonden er bijvoorbeeld zware discussies toen het gezin vrijkaartjes kreeg voor een circusvoorstelling. Veel van moeders eigenaardigheden lijken mij trouwens ook typisch voor de tijd (jaren vijftig), zoals het feit dat Maarten ’t Hart als kind zijn tanden niet mocht poetsen (want op die manier zou je sneller aan een kunstgebit toe zijn).

Maar de opvallendste karaktereigenschap – en dit lijkt de schrijver zelf, min of meer achteraf, te constateren – is haar ziekelijke jaloersheid. Lena had haar hele leven de waan dat haar eerste echtgenoot (vader ’t Hart) voortdurend vreemdging. Keer op keer vertelde ze hierover aan haar zoon, zelfs tientallen jaren nadat de beste man overleden was (die overigens volgens de schrijver geen enkele interesse had in vrouwen). Het levert in elk geval wonderlijke verhalen op die de lezer doen glimlachen. Zie je het voor je: vader ’t Hart (doodgraver van beroep) verstopt zijn ‘mokkel’ met fiets en al in een pas gedolven graf?

Zoals ik al schreef is Maarten ’t Hart een echte verteller en hij kan in Magdalena zeker zijn ei kwijt. (Ik vermoed trouwens dat de hoofdstukken los van elkaar zijn geschreven, waardoor er helaas wel wat herhaling in het boek geslopen is.) Het boek is meer dan alleen een in memoriam van zijn moeder. Zo komen ook persoonlijke herinneringen aan zijn geboorteplaats Maassluis aan bod, verdiept de schrijver zich in de ziekte van Alzheimer naar aanleiding van zijn dementerende stiefvader én gebruikt hij dit boek om zijn geloofstwijfels nog maar ‘ns breed uit te meten. Ik vond het nog wel vermakelijk om te lezen hoe ’t Hart als jong kind volledig in vertwijfeling raakt wanneer hij uitrekent dat het laden van Noachs ark minstens 900 dagen in beslag heeft genomen. En dan ontdekt hij ook nog dat Noach zijn grootvader, de stokoude Methusalach, heeft laten verdrinken toen de zondvloed kwam… Onnodig vond ik de laatste hoofdstukken waarin de schrijver de Apostolische Geloofsbelijdenis en het Onze Vader (beide teksten werden uitgesproken tijdens de uitvaart van Lena ’t Hart) op een sarcastische toon behandelt.

Wat het boek voor mij nog extra aantrekkelijk maakt zijn de vele verwijzingen naar Warmond – de woonplaats van de schrijver en mijn geboortedorp. Het verhaal over de ontmoeting met de ‘hupse dominee’ in Mariënhaven zie ik dan ook helemaal voor me. Ik had geen duidelijk beeld de moeder van Maarten ’t Hart . Het portret dat in Magdalena wordt geschilderd is dat van een eigenaardige vrouw, maar ook dat van een moeder waarvan veel gehouden is (en die haar zoon Maarten liefkozend aanspreekt met ‘varkenbeest’). Toch blijven de beschrijvingen vrij oppervlakkig, anekdotisch. Écht leren kennen doen we haar niet, ze wordt mijns inziens niet meer dan een romanpersonage.

Recensie | Sander van Leeuwen — Liever geen applaus voor ik leef

Prozadebuten van (jonge) Nederlandse auteurs: ik heb er een zwak voor. Ik geef het werk van beginnende schrijvers graag een kans, zo ook dat van Sander van Leeuwen. Via Mustreads las ik over zijn ‘coming-out als wannabe schrijver’, zijn succes op het inmiddels ter ziele gegane TenPages.com en hoe het daarna verder ging. Zou zijn eersteling Liever geen applaus voor ik leef net zo’n droomdebuut zijn als bijvoorbeeld Jaap Robbens Birk (2014)?

Liever geen applaus voor ik leef (2015) is geschreven vanuit het perspectief van de 24-jarige Thomas. Het leven valt hem vies tegen: na zijn studie lukt het Thomas niet een geschikte baan als sociaal psycholoog te vinden. Daarom ligt hij overdag in bed en werkt hij in de avonduren als schoonmaker. Thomas woont samen met Eva, maar hun relatie is precies geworden zoals ze het níet wilden (ze blijven enkel bij elkaar vanwege afspraken en herinneringen). Thomas is neerslachtig en het lukt hem niet om zijn situatie te veranderen. Wanneer hij op een dag uit het niets een brief krijgt van ene Anna – een meisje uit Schotland -, wordt hij wakker geschud. Er ontstaat een correspondentie tussen de twee, maar van een vrolijke briefwisseling is geen sprake. Anna doet Thomas denken aan zijn jeugdvriend Frank die depressief was en zichzelf van het leven beroofde. Uit Anna’s brieven blijkt dat ze steeds gedeprimeerder raakt. Op een gegeven moment besluit ze te stoppen met schrijven. Voor Thomas zit er dan maar één ding op: hij gaat op reis, naar Anna.

Hier eindigt het eerste zwaarmoedige deel van Liever geen applaus voor ik leef. Als lezer moet je echt even doorzetten, je zou er zelf bijna somber door worden! (Wat natuurlijk best knap is van de auteur: hij weet de stemming van zijn personages wel heel goed over te brengen op de lezer.) Gelukkig is het tweede deel van de roman prettiger. Er zit meer vaart in het verhaal. Eindelijk onderneemt Thomas actie. Je reist met hem mee door Schotland en samen met hem word je steeds nieuwsgieriger naar Anna. Wie is dat meisje en hoe gaat het nu met haar? En waarom schreef ze juist Thomas over haar gevoelens?

Liever geen applaus voor ik leef

Dan volgt er een verrassende plotwending die ervoor zorgt dat de spanning toeneemt. Ook de proloog van het verhaal, die aanvankelijk veel vragen oproept, wordt daardoor helder. Door de gebeurtenissen in Schotland is Thomas in staat zijn eigen leven meer sturing te geven. Althans, dat suggereert het hoopvolle slot van het boek. Hoewel het plot dus onvoorspelbaar is, vond ik het toch wat mager; écht diepgang heeft de roman wat mij betreft niet. Ik zou Liever geen applaus voor ik leef dan ook zeker niet iedereen aanraden. Ik denk dat het vooral jongeren aanspreekt die zelf worstelen met het thema van de zin van het leven. Van Leeuwens toegankelijke manier van uitdrukken zal daaraan ook zeker bijdragen.

Zelf was ik niet bijzonder onder de indruk van de schrijfstijl. Hoewel er af en toe mooie beeldspraak werd gebruikt, betrapte ik de auteur hier en daar op een cliché. Ook vond ik de tientallen quotes uit songteksten te veel van het goede. De truc om een bepaalde passage naar een hoger niveau te tillen door het aanhalen van muziek werkt niet keer op keer.

Kortom, ik ben gematigd enthousiast over Liever geen applaus voor ik leef. Het is zeker niet slecht geschreven en het verhaal is doordacht. Maar het is niet het droomdebuut waarop ik hoopte.

Recensie | Ida Simons — In memoriam Mizzi

Eén van de mooiste boeken die ik vorig jaar las, is Ida Simons’ debuutroman Een dwaze maagd (1959). Het verhaal over de naïeve Gittel die vlak voor de Tweede Wereldoorlog opgroeit en zich begeeft in gegoede Joodse families, wordt bijzonder mooi  verteld. Hoewel de ondertoon tragisch is, heeft de schrijfster haar stijl verrassend licht gehouden door het gebruik van ironie en een frisse woordkeuze. En nu is daar de heruitgave van de novelle In memoriam Mizzi (1956) die Simons een paar jaar eerder onder pseudoniem publiceerde (met boeiend nawoord van uitgever Eva Cossée). Net als bij bovenstaande roman weet je al na het lezen van de eerste alinea dat je een buitengewoon boek in handen hebt.

De waarheid moet maar eens gezegd: de kinderen vonden het leven in het kamp heerlijk. (p. 7)

Ida Simons - In memoriam Mizzi

Het verhaal speelt zich af tijdens de donkere jaren van de Tweede Wereldoorlog en heeft een autobiografische achtergrond. Ida Simons verbleef samen met haar echtgenoot David en zoontje Jan vanaf september 1943 in de concentratiekampen Westerbork en Theresienstadt. Door een unieke uitruil kwam het gezin in februari 1945 in Zwitserland terecht en hervonden zij hun vrijheid. Kort na de oorlog – inmiddels woonachtig in Den Haag – debuteerde Simons met de poëziebundel Wrange oogst. Tien jaar later publiceerde Simons de verhalenbundel Slijk en sterren; daarin is de novelle In memoriam Mizzi opgenomen. Ontroerend is de opdracht vooraf, aan haar toen al volwassen zoon:

Voor Jan

De dierbaarste zoon die een moeder zich wensen kon, werd In memoriam Mizzi geschreven, omdat ik wilde dat hij niet vergeten zou dat de donkerste uren verlicht kunnen worden door een liefdevol hart.

Mam, 29 november 1956

In dit verhaal is de hoofdrol weggelegd voor Mizzi, een hondje. Een moeder vertelt over hoe zij en haar zoon in het kamp kennismaken met deze lieve viervoeter. Mizzi woont bij Herr Keppler en zijn vrouw. Hoe het mogelijk was dat zij als kampbewoners een huisdier mochten houden, was een raadsel. Het zal zeker aan de bijzondere Mizzi zelf gelegen hebben. Moeder en zoon zijn direct betoverd door de hond, want Mizzi glimlacht naar mensen. Mizzi heeft een interessante voorgeschiedenis, maar is ook in het kamp van grote betekenis. Voor de patiëntjes van de Kleine Dokter (een arts die met beperkte middelen zieke kampkinderen verzorgt) is Mizzi een welkome afleiding.

Maar het leven in het kamp is hard en onzeker. Transporten en ziekten zorgen voor chaos en verdriet. ‘We gaan, morrend, van de hoogten van het geluk, naar het dal der dagelijkse dingen; we kruipen er dankbaar weer naartoe, uit een afgrond van leed,’ schrijft Simons (p. 28). Het slot van het verhaal stemt weemoedig, het sprookje loopt niet goed af. Eén ding is zeker: Mizzie heeft het door haar bekoorlijke karakter altijd goed gehad, beter dan menigeen in het kamp.

Het bijzondere aan In memoriam Mizzi is dat je, ondanks de aangrijpende achtergrond waartegen het verhaal zich afspeelt, het met een glimlach rond je mond zult lezen. Zo zijn Herr Keppler en de Kleine Dokter aandoenlijke personages die de mensheid hoop geven. ‘Alle kinderen zijn goed, en als ze niet goed zijn hebben ze verkeerde ouders, of helemaal geen ouders,’ laat Simons de Kleine Dokter zeggen (p. 16). En Herr Keppler blijft ervan overtuigd dat er hoe dan ook een weg is, ook al wordt de situatie steeds gecompliceerder. Maar de meeste troost gaat uit van het hartveroverende dier in dit verhaal. Een lichtpuntje in de duisternis. Als ik ooit een hond adopteer, noem ik haar Mizzi!