Recensie | Wouter Godijn — Hoe ik een beroemde Nederland werd
Al maanden lag dit boek van Wouter Godijn, Hoe ik een beroemde Nederlander werd (2013), te wachten op mijn nachtkastje. Ik was niet bekend met de auteur en had maar weinig over het boek gehoord. En toen werd het opeens genomineerd voor de AKO Literatuurprijs! Snel kroop ik met het boek op de bank en ik begon onbevangen te lezen. Na drie hoofdstukken over het jongetje Wilfried (dat niets liever wil dan de grootste snoek ooit vangen en getraumatiseerd raakt wanneer zijn moeder verongelukt), eindigt het ‘jongensboek’ abrupt. Het vertelperspectief verandert en wat blijkt: plotseling is de schrijver van het verhaal over het jongetje aan het woord en krijgt de lezer ‘een kijkje in de keuken’.
Ik zit al een dag of tien vast: ik weet wel hoe ik die Wilfried door de middelbare school moet loodsen (en dus, zou Martha zeggen, kun je beter rustig dat middelbare-school-hoofdstuk schrijven, in plaats van je zo op te winden, dan komt de rest vanzelf wel – ja: Martha is er dus niet meer). Maar daarna? (p. 39)
De verteller in deze tweede verhaallijn blijkt een writer’s block te hebben. En of dat nog niet genoeg is, gaat zijn vrouw weg, raakt hij zijn huis kwijt en voelt hij zich miskend als schrijver. Een verbitterde man die in het dagelijks leven faalt, maar toch een romanticus blijft: ooit wil hij een meesterwerk schrijven. Net als Wilfried wil hij niets liever dan een held zijn.
Het boek vraagt nogal wat van de lezer. De schrijver (het personage!) onderbreekt zijn eigen verhaal regelmatig met ‘aantekeningen over het hedendaagse fascisme’ waarin een politicus met de naam Vaandels en de huidige maatschappij volop bekritiseerd worden. Maar dat is precies wat de gefrustreerde schrijver bezighoudt, net als de cultuurverarming die hij om zich heen waarneemt. Gelukkig heeft de schrijver flink wat zelfspot, anders was deze zeurpiet echt niet te verteren.
Wouter Godijn laat in verschillende passages zien dat hij het schrijversschap beheerst en dat hij een groot taalgevoel heeft. Daarom is het interessant wat hij in dit boek doet: hij voert een schrijvend ik-personage dat vastloopt op. Wat wil hij hiermee zeggen? Na heel wat politieke beschouwingen en uitweidingen over zijn eigen leven, pleegt de schrijver min of meer een aanslag op Vaandels. Tijdens zijn detentie pakt hij het verhaal over Wilfried weer op. De jongen blijkt uitverkoren te zijn om een prinses te redden en een onbedwingbare berg te beklimmen. Hij wordt een sprookjesachtige held (ja, de schrijver, of moet ik zeggen: Godijn, heeft een rijke fantasie).
De schrijver leest dit verhaal over Wilfried voor aan zijn psychiater. Deze Miertjes weet er wel raad mee. ‘U hoeft niets goed te maken, omdat u niets verkeerd hebt gedaan…’ (p. 201), is zijn conclusie. Er hoeven geen prinsessen gered of hoge bergen beklommen te worden… Kortom: ‘het kwaad’ waar de schrijver zich zo mee bezighoudt, bestaat niet. De schrijver kan dit niet geloven, hij wil dolgraag de ultieme daad stellen, een held zijn. Het mooie is dat het verhaal over Wilfried hierna nog even verder gaat.
Ik had aanvankelijk nogal moeite met het boek. Welk verhaal wilde de auteur vertellen? Hoe moeten we deze roman interpreteren? Daarom heb ik een aantal recensies over Hoe ik een beroemde Nederlander werd gelezen en dit interview geluisterd. Zo ging ik het boek steeds meer waarderen. Ook de bespreking tijdens de leesclub was verhelderend. Misschien moet ik het boek nog ‘ns herlezen en kan ik vervolgens beamen dat de nominatie voor de AKO Literatuurprijs terecht is. Maar ik vraag mij af: is een boek dat je twee keer moet lezen wel een goed boek?