Recensie | Maarten ’t Hart — Magdalena
Van Maarten ’t Hart (1944) heb ik een heel rijtje boeken in de kast. Zijn romans en verhalen lees ik altijd met genoegen, ’t Hart is een echte verteller: onderhoudend en prettig leesbaar. En ook Dienstreizen van een thuisblijver (2011), waarin hij zijn ervaringen als succesvol auteur optekende, vond ik interessant. Magdalena (2015), het boek over zijn in 2012 overleden moeder, wilde ik dan ook graag lezen. Het gaat hier niet om een roman (het boek is non-fictie), maar de soms onwaarschijnlijke verhalen van ’t Hart neem ik met een korreltje zout. Volgens mij schuwt de schrijver een overdrijving hier of daar niet om de werkelijkheid wat smeuïger te maken. Ach, hij geeft zelf toe dat verhalen vaak mooier worden gemaakt dan ze zijn: ‘want zo gaat dat, de verteller grijpt een kern van waarheid en verzint er altijd iets bij of omheen’ (pag. 161).
Er valt genoeg te vertellen over Lena ’t Hart-van der Giessen. Allereerst was zij een streng gelovige vrouw en haar opvattingen daaromtrent laten de lezer meermaals in verbazing achter. Wanneer de schrijver bijvoorbeeld de euthanasie van zijn oom verdedigt door aan te geven dat hij ondraaglijk leed, antwoordt moeder Lena: ‘Ach wat, ondraaglijk lijden, er is er maar één die ondragelijk heeft geleden, en dat was de Here Jezus zelf.’ (p. 24) Ook vindt ze het ‘verschrikkelijk’ dat haar eigen zoon op zondag naar het strand gaat. En in het verleden onstonden er bijvoorbeeld zware discussies toen het gezin vrijkaartjes kreeg voor een circusvoorstelling. Veel van moeders eigenaardigheden lijken mij trouwens ook typisch voor de tijd (jaren vijftig), zoals het feit dat Maarten ’t Hart als kind zijn tanden niet mocht poetsen (want op die manier zou je sneller aan een kunstgebit toe zijn).
Maar de opvallendste karaktereigenschap – en dit lijkt de schrijver zelf, min of meer achteraf, te constateren – is haar ziekelijke jaloersheid. Lena had haar hele leven de waan dat haar eerste echtgenoot (vader ’t Hart) voortdurend vreemdging. Keer op keer vertelde ze hierover aan haar zoon, zelfs tientallen jaren nadat de beste man overleden was (die overigens volgens de schrijver geen enkele interesse had in vrouwen). Het levert in elk geval wonderlijke verhalen op die de lezer doen glimlachen. Zie je het voor je: vader ’t Hart (doodgraver van beroep) verstopt zijn ‘mokkel’ met fiets en al in een pas gedolven graf?
Zoals ik al schreef is Maarten ’t Hart een echte verteller en hij kan in Magdalena zeker zijn ei kwijt. (Ik vermoed trouwens dat de hoofdstukken los van elkaar zijn geschreven, waardoor er helaas wel wat herhaling in het boek geslopen is.) Het boek is meer dan alleen een in memoriam van zijn moeder. Zo komen ook persoonlijke herinneringen aan zijn geboorteplaats Maassluis aan bod, verdiept de schrijver zich in de ziekte van Alzheimer naar aanleiding van zijn dementerende stiefvader én gebruikt hij dit boek om zijn geloofstwijfels nog maar ‘ns breed uit te meten. Ik vond het nog wel vermakelijk om te lezen hoe ’t Hart als jong kind volledig in vertwijfeling raakt wanneer hij uitrekent dat het laden van Noachs ark minstens 900 dagen in beslag heeft genomen. En dan ontdekt hij ook nog dat Noach zijn grootvader, de stokoude Methusalach, heeft laten verdrinken toen de zondvloed kwam… Onnodig vond ik de laatste hoofdstukken waarin de schrijver de Apostolische Geloofsbelijdenis en het Onze Vader (beide teksten werden uitgesproken tijdens de uitvaart van Lena ’t Hart) op een sarcastische toon behandelt.
Wat het boek voor mij nog extra aantrekkelijk maakt zijn de vele verwijzingen naar Warmond – de woonplaats van de schrijver en mijn geboortedorp. Het verhaal over de ontmoeting met de ‘hupse dominee’ in Mariënhaven zie ik dan ook helemaal voor me. Ik had geen duidelijk beeld de moeder van Maarten ’t Hart . Het portret dat in Magdalena wordt geschilderd is dat van een eigenaardige vrouw, maar ook dat van een moeder waarvan veel gehouden is (en die haar zoon Maarten liefkozend aanspreekt met ‘varkenbeest’). Toch blijven de beschrijvingen vrij oppervlakkig, anekdotisch. Écht leren kennen doen we haar niet, ze wordt mijns inziens niet meer dan een romanpersonage.