Recensie | Tomas Lieske — Door de waterspiegel
Tomas Lieske debuteerde in 1987 als dichter, zijn prozadebuut Nachtkwartier verscheen in 1995. Voor zijn tweede roman Franklin ontving de schrijver in 2001 de Libris Literatuurprijs en De Inktaap. Naast vermenging van fantasie en werkelijkheid, is een terugkerend thema in het werk van Lieske het overschrijden van grenzen (van tijd, ruimte, et cetera). De titel Door de waterspiegel (2014) doet vermoeden dat de schrijver in zijn jongste roman opnieuw grenzen verkent: een waterspiegel is immers het grensvlak tussen water en lucht.
De roman is opgebouwd als raamvertelling. Een naamloze ik is aan het woord. Hij is blinde en invalide jongen, een oorlogsslachtoffer die woont in een weeshuis ergens in Liechtenstein. Hij vertelt de geschiedenis van Sebastian Romeijn. Waarom zij elkaar hebben ontmoet blijft vooralsnog onduidelijk. De verteller zegt hierover slechts het volgende:
Sebastian is gewoon iemand die mij zijn verhaal wilde vertellen en daarna weer verder wilde trekken. Hij zwierf door de Rijn op zoek naar zijn geliefde. Hij kwam op een dag langs, is zeker wel een maand gebleven en heeft mij met alle details en met alle vurig gewenste herhalingen zijn verhaal verteld.
Ik vertel het verhaal door. Dat strekt tot troost, het vertellen van verhalen.(p. 17)
Aan het begin van het verhaal wordt Sebastian neergezet als een zachtaardige jongen met bijzondere ‘donkere kijkers’: omberkleurige ‘meidenogen’. Met een kennis reist hij naar Oostenrijk. Daar, in een villa bij de Traunsee ontmoet hij zijn geliefde, Eva Mertz. Jaren later woont het gehuwde stel in Leiden en reist Sebastian voor zijn werk als waterbouwkundig ingenieur naar Spanje. Daar, bij een stuwmeer in aanbouw, is Sebastian getuige van een verkrachting. Het meisje draagt een lichtgroen jurkje: Sebastiaan had haar eerder gezien en zelfs gefantaseerd dat zij z’n dochter zou zijn. De jonge ingenieur slaat tijdens de dramatische gebeurtenis geen alarm en dat verwart hem (‘Je eigen kind wordt verkacht en je doet niets.’). Hij wil terug naar Leiden, maar zal nooit thuiskomen. In plaats daarvan reist hij door Europa, komt hij op plekken die hij zelf niet begrijpt, ontmoet hij mensen die hij misschien wel of misschien niet kent, zoals de Hongaar Antal. Het wordt duidelijk dat Eva tevergeefs op Sebastian wacht.
Dan komt er nóg een verhaallijn in het boek: die van de Leidse familie Starkow. Dochter Eefje verdient wat bij door de dieren te verzorgen bij een boerderijtje ergens aan de Zijl. De eigenaar, een eenzame onbekende boer met donkere ogen, vertelt haar een verhaal over mensen in een dorp in het buitenland die een verschrikkelijke ramp overleefden: toen er een meer op hun huis kwam, hervatten de bewoners het leven onder de waterspiegel. Zelf is hij al zwervend ‘als boetedoening’ via de bodem van rivieren in zijn huidige woonplaats aangekomen, in de hoop dat ‘iemand ooit zal zeggen dat hij een goed mens was.’
Het verhaal is tamelijk ingewikkeld (de grens tussen werkelijkheid en fantasie is onduidelijk en er zijn veel personages die op verschillende momenten ter sprake worden gebracht), vandaar dat ik er zo veel woorden aan besteed. Maar bij Lieske gaat het uiteindelijk om de taal. Het is dan ook een genoegen dit boek te lezen; het is duidelijk dat we hier te maken hebben met het proza van een dichter: zinnen als pareltjes die stuk voor stuk mooie beelden oproepen.
Al lezend weet je niet wat er nu ‘echt’ gebeurd is: de verteller weet het tenslotte ook niet omdat Sebastian tijdens zijn tocht door Europa maar kort op bezoek was in het weeshuis en daarna verder trok. Daarom fantaseert deze weesjongen het einde verhaal. En hij doet dat op een mooie manier: hij brengt de personages bij elkaar zodat er mooie geschiedenis ontstaat. Of het zo echt gebeurd is maakt niet meer uit, want ‘wat ik niet van Sebastian gehoord heb en wat dus mijn eigen toevoeging is, maakt het verhaal compleet en heeft een eigen logische waarheid.’ De verteller laat ons geloven dat Sebastian de werkelijkheid uitvlucht: iets wat Eva al bij hun eerste ontmoeting zag aankomen. Vlucht hij uit de werkelijkheid omdat hij zijn eigen grens is overgaan, is hij door de waterspiegel gegaan?